De Krim (Ov.) – Details Orgelvriend

Het Banfield-orgel in de Nederlands Hervormde kerk te De Krim

(Dave Lazoe, Orgelvriend, Jaargang 40, No. 7/8 1998)

Deze maand aandacht voor een andere orgelmaker in het Groningse: orgelrestaurateur F.R. Feenstra uit Grootegast. Hij startte zijn bedrijf in 1987 en beschikt inmiddels over ruime ervaring in import, restauratie, verkoop en onderhoud van waardevolle historische orgels uit Engeland. Feenstra is gespecialiseerd in orgels uit de z.g. Victoriaanse periode; door hun dragende bas en zangrijke, belijnde boventoonopbouw acht hij deze instrumenten uitermate geschikt voor o.a. begeleiding van gemeentezang. Al eerder sierde het J.W. Walker-orgel in de Engelmunduskerk te Driehuis de omslag van ons blad. Het orgel dat de omslag van het juli/augustusnummer siert, plaatste Feenstra vorig jaar in de Nederlands Hervormde kerk van De Krim. Het binnenwerk daarvan is afkomstig uit Derby, de kas – die sindsdien navolging heeft gekregen in het oeuvre van Feenstra – uit een kerk bij Birmingham.

Orgelgeschiedenis De Krim

In 1912 werd voor de toen nieuwe Nederlands Hervormde Kerk te De Krim een tweedehands orgel aangeschaft. Dit instrument, waarvan het bouw jaar onbekend is, was vervaardigd door de firma Gebr. Spanjaard uit Alkmaar. Het was afkomstig uit een kerk in IJmuiden en door ds. De Groot geschikt bevonden voor het kerkgebouw in De Krim.

De dispositie van dit instrument luid­de als volgt:

HoofdwerkBovenwerk
Bourdon 16′Vox Celeste 8′
Prestant 8′Viola di Gamba 8′
Holpijp 8′Fluit 4′
Octaaf 4′ 
Roerfluit 4′Manuaalkoppel
Quint 3′Ventiel
Octaaf 2′Aangehangen pedaal
Mixtuur 
Trompet 8′ (bas) 
Trompet 8′ (disc.) 

In 1913 werd het orgel verfraaid met drie beelden op de torens. Tot 1934 werd het instrument slecht onderhouden; het geraakte langzamerhand in een desolate toestand. Hoewel het orgel vanaf 1938 twee maal per jaar gestemd werd, bleef de toestand kritiek. Pas in de jaren ’50 werden er reparatiewerkzaamheden uitgevoerd. In 1967 was het orgel opnieuw in zeer slechte toestand, het pijpwerk was verwormd en sterk vervuild en veel pijpen ontbraken.

In 1970 vindt besloten tijdelijk gebruik te maken van een elektronisch orgel. De orgelcommissie van de Nederlands Hervormde Kerk komt langs om te bekijken of het Spanjaard-orgel een restauratie waardig is en komt tot de conclusie dat dit niet aan te bevelen is.

Tot 1974 wordt steeds opnieuw bekeken of er een nieuw orgel aangeschaft kan worden; alle plannen lopen echter vast op een tekort aan financiën. Daarom wordt definitief besloten een elektronisch orgel voor de eredienst te gebruiken. Uiteindelijk verkoopt men in 1975 het binnenwerk van het Spanjaard orgel; slechts de lege kas blijft achter. Het pijpwerk brengt een bedrag van ƒ 475, – op.
Hoewel men vele jaren tevreden is met het elektronische orgel, begint men toch weer te denken over de aanschaf van een pijporgel. Uiteindelijk wordt in 1996 een orgelcommissie opgericht, die zich oriënteert, orgels beluistert en bespeelt en offertes vergelijkt.

Uiteindelijk besluit men in te gaan op een offerte van de firma Feenstra uit Grootegast.

Het Banfield-orgel 

De firma Feenstra had een oud Engels orgel te koop aangeboden, dat na restauratie uitstekend geschikt zou zijn voor de kerk te De Krim. Het was afkomstig uit de Baptist Church, Pear Tree Road te Derby en bevond zich ten tijde van de demontage in bijna onbespeelbare toestand. Al enige tijd werd voor de diensten in deze kerk gebruik gemaakt van een elektronium. Ondanks de slechte conditie waarin het pijporgel verkeerde, waren de grote kwaliteiten van het instrument duidelijk te herkennen. De maker van het orgel was onbekend, op de speel­tafel bevond zich een naamplaatje waarop – in het Engels – vermeld stond: “Uitgebreid en herbouwd door de Kingsgate Musical Instruments Co., Southampton Row, London WCI”. Het kerkgebouw dateerde uit 1902; opstelling, front en dispositie dateerden uit dezelfde periode. Er wasgeen kas aanwezig. 

Bij bestudering bleek dat Hoofdwerk en Zwelwerk niet uit dezelfde periode dateerden. Het Hoofdwerk kon rond 1860 worden gedateerd, terwijl het Zwelwerk en Pedaal waarschijnlijk in 1902 waren toegevoegd. Voor het Zwelwerk had men echter een goede mechanische sleeplade gebouwd, en gebruik gemaakt van ouder pijpwerk dat goed aansloot bij het pijpwerk van het Hoofdwerk. Het Pedaal was in 1902 pneumatisch gemaakt en stond op diverse plaatsen in het orgel verspreid. Tijdens de demontage
werden enkele onderdelen, waarvan men dacht dat ze zoekgeraakt waren, onderin het orgel gevonden (pijpwerk Sesquialtera en twee mechanische speelhulpen).

Voor de kerk te De Krim moest men een keuze maken om het instrument te voorzien van een nieuwe kas in bij­passende stijl, of gebruik te maken van een geschikte oude kas uit de voorraad van de firma Feenstra. De thans gebruikte fraaie mahonie kas was afkomstig uit een kerk te Mottram in Longdendale (bij Birming­ham) en was gemaakt door orgelmaker George Pike England in 1812. Het binnenwerk van dit orgel was zeer gehavend en niet geschikt voor restauratie. De orgelcommissie koos ervoor de kas van England te combineren met het binnenwerk van de Peartree Baptist Church.

De restauratie 

Bij de restauratie van het orgel werden de volgende werkzaamheden zeer nauwkeurig aangepakt:

Kas:

De kas was van zeer fraai mahonie gemaakt, maar was in de loop der jaren enkele malen gevernist, waar­door het houtwerk bijna zwart was. Bovendien waren ornamenten en bekroningskappen beschadigd, ontbraken panelen en waren de frontstijlen ingekort. De firma Feenstra verlengde de frontstijlen tot oorspronkelijke lengte, vulde panelen in bijpas­send mahonie aan, restaureerde de ornamenten en reinigde het houtwerk totdat de oorspronkelijke prachtige mahonieglans weer boven kwam. De afmetingen van de kas zijn: hoogte 5,90 m, breedte 3,80 m en diepte 2.00 m. Het ornament van het middelste boven-pijpveld was niet origineel. Door andere fronten van G.P. Eng­land te bekijken kon men concluderen dat zich op deze plaats oorspronkelijk een uurwerk had bevonden. De houten ronde ring die de wijzerplaat van het uurwerk omvatte was nog aanwezig. Besloten werd een uurwerk in te bouwen, met een geheel in bijpassend Engelse stijl vervaardigde wijzerplaat. (Misschien kan liet moderne uurwerk achter deze wijzerplaat nog eens vervangen worden door een origineel Engels uurwerk?) 

Opstelling windladen:

In Derby was het Zwelwerk achter het Hoofdwerk opgesteld. Voor de plaatsing in de kas van England was deze situatie niet te handhaven. het Zwelwerk bevindt zich nu boven het Hoofdwerk. Hiervoor werd een nieuw ­bokwerk vervaardigd van kwartiers gezaagd Pitchpine. De verbindingen werden verlijmd en geborgd met ori­ginele bouten en moeren van het oude bokwerk. Het Pedaal bevindt zich in open opstelling achter de England-kas. 

Windladen:

Bij restauratie van de windlade van het Hoofdwerk deed men een verrassende ontdekking. Op een balk ontdekte men namelijk een perkamenten naamplaat met daarop het logo van de firma John Banfield uit Birmingham (‘Organ Builder, Church, Cham­ber Barrel and Machine Organs Made, Tuned & Repaired.’ ) en het jaartal 1864. John Banfield (1833-1924) was leerling bij de bekende orgelmaker J.C. Bishop geweest en was in 1825 zijn opleiding bij dit bedrijf begonnen. In 1833 had hij zijn eigen orgelmakerij te Birmingham opgericht, waarschijnlijk nadat hij voor Bishop een orgel in deze plaats had afgeleverd. Het bedrijf werd van vader op zoon overgedragen en bestond tot 1920. De firma stond bekend om hun uitstekende vakmanschap. Dit vakmanschap was duidelijk al te lezen aan de Hoofdwerklade voor De Krim, die de tijd opmerkelijk gaaf had doorstaan. Om problemen in de toekomst te voorkomen werden de laden gevlakt en daarna voorzien van hechthouten dekplaten. De ventielen werden opnieuw beleerd. De windlade heeft geen pulpeten, maar een perfect afsluitende messing strip waardoorheen de ventieldraden lopen.

De restauratie van de windlade van het Zwelwerk gaf weinig problemen en omvatte dezelfde werkzaamheden als die voor het Hoofdwerk. Voor het Pedaal werd de windlade hersteld en met een sleep voor de plaatsing van een tongwerk uitgebreid. De pneumatiek (van 1902) in deze windlade werd verwijderd.

Balg:

De magazijnbalg bevindt zich onder het Hoofdwerk en heeft in- en uit­springende vouwen. De gescheurde boven- en onderbladen zijn vervangen door nieuwe van oud sugarpine. In de balg werd een potloodnotitie aangetroffen waaruit bleek dat het orgel oorspronkelijk voor een `Private chapel aan de Oxford Street in Leicester bestemd was. De gehele balg werd opnieuw beleerd. 

Tractuur:

De walsborden en walsen zijn – waar nodig – gerestaureerd en van nieuwe messing asjes voorzien. De walsarmen en walsen zijn vervaardigd van sugar­pine, de abstracten van loofhout­ceder. Voor de gewijzigde plaatsing van de Zwelwerk-windlade werden de abstracten verlengd. Het messing draadwerk is geheel vernieuwd. De pedaalmechaniek is geheel nieuw naar voorbeeld van het aanwezige materiaal gemaakt. De ijzeren delen van de registertractuur werden gerestaureerd en waar nodig in stijl vervangen. De twee originele registercombinaties (treden voor piano en forte) werden in erehersteld.

De niet originele balanstrede van het Zwelwerk werd vervangen door een bijpassend inhaak-mechaniek met drie standen: open, half open en gesloten.

Klaviatuur:

De klaviatuur bevindt zich in de onderkas aan de voorzijde van het orgel. De bakstukken zijn van notenhout en de balansklavieren hebben ebbenhouten boventoetsen en ivoren ondertoetsen. Aanvankelijk dacht men dat de ondertoetsen wan nieuw benen beleg voorzien moesten worden, maar het ivoor bleek van goede kwaliteiten ziet er na opnieuw te zijn gepolijst weer schitterend uit. Van de klavieren worden aanslagkussens, vilt en belering geheel vernieuwd. Het pedaalklavier was dermate gehavend dat restauratie onmogelijk was. Daarom werd een geheel nieuw pedaalklavier in oude stijl vervaardigd. Ook aan de registerknoppen was in de loop der jaren veel gewijzigd, zodat nieuwe knoppen en register­plaatjes vervaardigd moesten worden (naar oud voorbeeld) door de hierin gespecialiseerde firma Harrisson & Son uit Londen.

Pijpwerk en dispositie:

Het pijpwerk van Banfield had de tijd goed doorstaan en werd gerepareerd en gereinigd. Ook het qua factuur goed bijpassende pijpwerk van het Zwelwerk werd hersteld. De Trumpet 8’ bevond zich ten tijde van de demontage van het orgel op het Zwel­werk en werd nu weer op het Hoofdwerk herplaatst. Op het Zwelwerk werd een Gamba 8 vervangen door een beter hij het Banfield-klankbeeld passende Fifteenth 2’.Het Hoofdwerk werd voor de ruime kerk van De Krim uitgebreid met een Mixture II sterk, gebaseerd oh een gelijknamig register op een Banfield-orgel uit 1872. De twee pedaalregisters waren van slechte kwaliteit en werden vervangen door een Bourdon 16’ en Stopped Diapason 8’ van de firma Hele & Co. uit Plymouth (oud pijp­werk uit de voorraad van de firma Feenstra). Bovendien werd het Pedaal uitgebreid met een Trombone 16’ (eveneens oud pijpwerk uit voorraad firma Feenstra). De oude frontpijpen waren onherstelbaar beschadigd en werden vervangen door nieuw pijpwerk in bijpassende factuur. Deze pijpen werden, evenals die van de nieuwe Mixture, vervaardigd door de firma Stinkens uit Zeist. Van al het pijpwerk werd de intonatie herzien en in sommige gevallen afgestemd op de akoestiek van de kerk te De Krim.

Ingebruikname

De overdracht en ingebruikname van het gerestaureerde orgel vonden plaats op 30 mei 1997. Tijdens de ingebruikname werd nog eenmaal gezongen op de begeleidende klanken van het elektronium. Na de overdracht van het gerestaureerde pijporgel aan de kerkvoogdij volgde een korte bespeling en klankdemonstratie door organist Luuk Sikkema, medewerker van de firma Feenstra en specialist op het gebied van Engelse orgels. Ondanks de niet zo gunstige akoestiek van het kerkgebouw (de tijdens de ingebruikname gesloten gordijnen hadden hierop ongunstige invloed) wist het orgel met prachtige klanken zeer te overtuigen. De klank is typisch vroeg-romantisch Engels en ondanks de verschillen in makelij tussen Hoofdwerk, Zwelwerk en Pedaal lijkt het of het instrument van de hand van één maker is.

Of de gekozen oplossing om dit instrument te plaatsen in een kas van England historisch gezien juist is (volgens de bij de ingebruikname uitgereikte brochure was deze combinatie historisch gezien de beste oplossing), is nog maar de vraag. Het front doet een klassiekere klank vermoeden; bovendien waren pedaalstemmen in 1819 in Engeland nog niet gebruikelijk. Ook is het jammer dat de frontpijpen niet geheel goudkleu­rig zijn uitgevoerd, wat beter in de Engelse traditie past en beter bij het buitengewoon fraai getekende maho­niehout aansluit. De open opstelling van het Pedaalpijpwerk achter de kas (met onbeschermde mechaniek op de vloer van de orgelbalustrade) lijkt mij nogal kwetsbaar. Bovendien bevindt zich direct achter het Pedaal-pijpwerk een raam, wat de stemming niet gunstig zal beïnvloeden.

Ondanks deze detailkritiek verdient de firma Feenstra alle lof voor dit opmerkelijke werk. Met veel stijlgevoel en aandacht voor detail zijn alle hindernissen overwonnen. Het instrument klinkt en oogt voorbeeldig en de kerkvoogdij van de Nederlands Hervormde Kerk in De Krim mag worden gelukgewenst dat zij door de vastberadenheid van haar orgelcommissie uiteindelijk toch weer over een pijporgel beschikt. Het is te hopen dat zij dit kostbare instrument beter zal verzorgen dan het ooit afgedankte Spanjaard-orgel. Frappant is wel dat in Derby een fraai pijporgel aan de kant is gezet voor een elektronisch orgel, terwijl in De Krim na jaren surrogaat weer gekozen is voor de echte klanken! Hoe lang zal het duren voordat men in Derby weer terugverlangt naar het oude pijp­orgel?

Literatuur: 

Laurence Eivin, Bishop and Son,Organ builders Lincoln, 1984

KoertPasveer e.a. John Banfield Orgel Nederlands Hervormde Kerk De Krim. Brochure t.g.v. de ingebruik­neming

“A tabloid of the History of the Church”, uitg. Pear Tree Rd. Baptist Church, Derby

Mondelinge informatie van F.R. Feenstra te Grootegast.